Wat
is nodig?
Gezien het voorgaande, is het duidelijk dat
een overheid die consequent voortbouwt op de ideeën van doe-democratie
(participatiesamenleving?) drastische aanpassingen vereist, zowel op het niveau
van de kwaliteiten van de bestuurders en medewerkers als in de organisatie en
systemen.
Eén
hoofdregel is leidend: “Politicus, Bestuurder of
Professional, bedenk bij alles wat je doet eerst wat de samenleving zelf kan
doen of kan bijdragen en hoe jij dat kunt ondersteunen!”
Dit impliceert loslaten van het gelijkheids- en regeldenken in alle onderdelen waar mensen in de samenleving geprikkeld kunnen worden om eigen verantwoordelijkheid te nemen. Dat komt bijna neer op zelfverloochening voor de overheid, maar niet helemaal, omdat de overheid wel beschikbaar moet blijven op onderdelen waar die eigen verantwoordelijkheid niet genomen kan worden. Dit stelt echter meteen weer nieuwe uitdagingen, omdat de overheid de flexibiliteit moet opbrengen om nu eens het ene repertoire ter hand te nemen en dan weer het andere: Maatwerk.
Voor
politici is het een uitdaging om los te laten. Dat in een omgeving waarin alles
tot nu toe op beheersing gericht is en op scoren vanuit het primaat van
politieke organen. In ieder geval moet in de overheid van de toekomst voor een
deel van het publiek domein deze pretentie worden losgelaten en worden
vervangen door primaat van de samenleving (subsidiariteit). Politici krijgen de
veel belangrijker taak van het maken van onderscheid waar dat nodig is.
Iets
dergelijks geldt voor professionals. Die leven vanuit de veronderstelling dat
zij onmisbaar zijn vanwege hun onvervangbare expertise. Gelijkheidsdenken moet worden beperkt, maar niet zover dat louter
willekeur resteert. Volgende
keer daarover meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten