De komende decentralisaties vormen de lakmoesproef voor de kansen van de doe-democratie en voor de nieuwe overheid, te beginnen bij de randvoorwaarden die het Rijk meegeeft.
De
uitdaging voor de gemeente van de toekomst is tegelijkertijd een uitdaging voor
het Rijk en voor de burgers. Het gaat om een nieuwe stijl van interbestuurlijke
betrekkingen en van interactie tussen overheid en samenleving.
De
komende decentralisaties bieden bij uitstek de kans om deze uitdagingen inhoud
te geven. Daarvoor komen we terecht bij het essay van Kruiter c.s. dat
ik in een vorige blog noemde. Uit dit essay komt een duidelijk beeld naar
voren over de richting waarin de overheid van de toekomst kan koersen. Een
permanent lerende en ontwikkelende organisatie, waarin alle organen (politiek:
waardebepaling; beleidsmakers: doelbepaling; professionals: uitvoering) slechts
op één ding gericht zijn: maatschappelijke problemen oplossen, met focus op
verschillen. Dus niet op gelijkheid. Alle onderdelen van de keten zijn in
permanente samenhang gericht op dat ene doel. Leren over grenzen, leren over
casuïstiek, leren over elkaar aanvullende rollen. Zo kiezen voor maatschappelijke
problemen lijkt een open deur, maar de overheid was tot nu toe vooral gericht
op rechtspleging, regels op
gestandaardiseerde wijze toepassen en om het lelijk te zeggen: het eigen
straatje schoonvegen. Nu moet de overheid op veel punten juist contra-intuïtief
opereren: loslaten, verschillen zoeken, ruimte scheppen, ondersteunen en dus
ook de eer aan anderen laten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten