zaterdag 28 december 2013

Politieke of ambtelijke rationaliteit

 


Al bijna een halve eeuw probeer ik enig inzicht te krijgen in onze politieke besluitvorming. Ook jarenlange participerende observatie heeft veel vragen onbeantwoord gelaten. Misschien wel omdat ik beleid maken steeds gelijkstelde met zo goed mogelijk maatschappelijke problemen oplossen.
Het laatste nummer van het bladBestuurskunde, samengesteld door de onderzoekers van de NSOB, helpt bij het verhelderen van beleidsprocessen. Het thema is de werkwijze van commissies. Ik schreef al over het artikel van Hans de Bruijn in Trouw, dat dezelfde strekking had: commissies kunnen zich eigenlijk niet permitteren diepgravend de werkelijke gang van zaken en waarom-vragen te onderzoeken. Dat leidt maar tot vergoelijking van misstanden die maatschappelijke onrust teweeg hebben gebracht. Daarbij past veel meer het uitvergroten van de fouten die in de top van de organisatie zijn gemaakt. De schuldigen worden dan op een presenteerblaadje aangeboden.
Eerder stelde ik in een blog en in een gastcolumn in Beleid en Maatschappij de vraag of we werkelijk een shift meemaken van government naar governance. En waarom niet. Ik had wel een aantal hypothesen, uitgaand van gewoon conservatisme en machtsbehoud of voortkomend uit theorieën over organisatieverandering.
De beschouwing over commissies, bijvoorbeeld het artikel van Ria Bronneman, suggereert een verschil in rationaliteit. Als je op een verantwoorde (ambtelijke) manier problemen analyseert en stakeholders betrekt, kom je wellicht verder met passende oplossingen, maar deze werkwijze heeft twee belangrijke politieke nadelen:
- hoe communiceer je een heldere boodschap aan het volk en 
- hoe krijg je binnen vier jaar een resultaat?
De politieke rationaliteit biedt dus een krachtige verklaring voor gedrag dat afwijkt van bestuurskundige idealen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten