Al bijna een halve eeuw probeer ik enig
inzicht te krijgen in onze politieke besluitvorming. Ook jarenlange participerende
observatie heeft veel vragen onbeantwoord gelaten. Misschien wel omdat
ik beleid maken steeds gelijkstelde met zo goed mogelijk maatschappelijke problemen oplossen.
Het laatste nummer van het bladBestuurskunde, samengesteld door de onderzoekers van de NSOB, helpt bij het
verhelderen van beleidsprocessen. Het thema is de werkwijze van commissies. Ik schreef al over het artikel van Hans de Bruijn in Trouw, dat dezelfde
strekking had: commissies kunnen zich eigenlijk niet permitteren diepgravend de
werkelijke gang van zaken en waarom-vragen te onderzoeken. Dat leidt maar tot
vergoelijking van misstanden die maatschappelijke onrust teweeg hebben
gebracht. Daarbij past veel meer het uitvergroten van de fouten die in de top
van de organisatie zijn gemaakt. De schuldigen worden dan op een presenteerblaadje
aangeboden.
Eerder
stelde ik in een blog en in een gastcolumn in Beleid en Maatschappij
de vraag of we werkelijk een shift meemaken van government naar governance. En
waarom niet. Ik had wel een aantal hypothesen, uitgaand van gewoon conservatisme
en machtsbehoud of voortkomend uit theorieën over organisatieverandering.
De
beschouwing over commissies, bijvoorbeeld het artikel van Ria Bronneman,
suggereert een verschil in rationaliteit. Als je op een verantwoorde
(ambtelijke) manier problemen analyseert en stakeholders betrekt, kom je
wellicht verder met passende oplossingen, maar deze werkwijze heeft twee
belangrijke politieke nadelen:
- hoe
communiceer je een heldere boodschap aan het volk en
- hoe krijg je binnen vier
jaar een resultaat?
De
politieke rationaliteit biedt dus een krachtige verklaring voor gedrag dat
afwijkt van bestuurskundige idealen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten